Hooggevoelig
Hoogbegaafd
Wat is Hoogbegaafdheid?
Daar is veel goed recent onderzoek naar gedaan en er zijn verschillende visies op. Voor interessante leestips verwijs ik u graag naar het kopje ‘Inspiratie’.
Ik ga hier proberen mijn visie op Hoogbegaafdheid toe te lichten. Allereerst wil ik vooral benadrukken dat het belangrijk is om (samen eventueel in coaching) te ontdekken wat ‘Hoogbegaafd zijn’ nou specifiek voor jou of jouw kind betekend. Het gaat in mijn ogen namelijk om een (andere)manier van zijn die je gedurende je hele leven met je meeneemt en tegenkomt in allerlei situaties (en dus niet alleen in het onderwijs of werk of bij het leveren van prestaties). Iedereen heeft een andere beleving en eigen ervaringen t.a.v. zijn/haar Hoogbegaafdheid maar er zijn wel een aantal belangrijke overlap-punten die zeer veel Hoogbegaafde kinderen en volwassenen met elkaar gemeen hebben.
Hoogbegaafdheid is zeer zeker geen diagnose, hoewel er wel problemen kunnen ontstaan die gestoeld zijn op de zijns-kenmerken van Hoogbegaafdheid. Hoogbegaafde mensen doe je in mijn ogen bovendien tekort als je hen enkel benaderd vanuit, en aanspreekt op hun hoge cognitieve capaciteiten (het IQ van 130+). Ik bekijk Hoogbegaafdheid graag vanuit het ‘zijns-luik’ van prof. Dr.Tessa Kieboom.
Hoogbegaafde kinderen beschikken over een sterke denkkracht, een hoge mate van alertheid; een verhoogd bewustzijn. Zij zijn creatief in hun creaties en denken en kunnen een enorme sterke motivatie laten zien als ze ergens door geraakt zijn en hun leergierigheid van binnenuit is aangesproken. Ze hebben dan een enorme drive en raken makkelijk in een flow. Deze mate van motivatie blijkt belangrijk voor de mogelijkheid van het kind om diens potentie om te zetten naar prestaties of succes (op welk terrein en in welke vorm dan ook).
Zij beschikken over een rechtvaardigheidsgevoel dat sterker en vroeger ontwikkeld is dan bij leeftijdgenoten. Ze vinden eerlijkheid ongelooflijk belangrijk en houden vast aan wat afgesproken en beloofd is. Ze merken direct als volwassenen een rol spelen (bijvoorbeeld zogenaamd streng doen terwijl het ze eigenlijk niet veel kan schelen) of het niet helemaal nauw nemen met de regels die ze zelf hebben bedacht of veranderd. Dit vraagt dus van volwassenen (ouders en docenten) om, willen ze geloofwaardig zijn en blijven in de ogen van deze kinderen, zeer authentiek en eerlijk te zijn en om zorgvuldig hun eigen regels voor te leven. Wanneer je iets zegt maar iets anders doet kunnen deze kinderen je hier zeer kritisch op wijzen en vervolgens weigeren om mee te bewegen in de richting die je wenst. Samen de regels doornemen, deze toelichten en open ter discussie stellen in het gezin (of de klas) kan veel lucht geven en voor gezamenlijke committent zorgen.
Hoogbegaafde mensen willen de normen, waarden en bedoelingen van de ander eerst helder hebben, voordat ze zich echt met hen wensen te verbinden. Bij volwassenen zie je die behoefte aan rechtvaardigheid terug in de wens om diepgaand aan de slag te gaan met de ethische dilemma’s; die raken hen diep in hun gevoel en prikkelen hun denkkracht. Volwassenen lopen net als kinderen regelmatig tegen systemen aan die ‘nou eenmaal zo zijn’ omdat het ooit is afgesproken of bedacht. Ze doorzien de ego’s die aan het werk zijn bij politieke steekspelletjes en constateren snel misstanden bij bijvoorbeeld het management van een organisatie. Wanneer het eigen belang daarbij boven de echte competentie en ambitie tot groei gaat, doet dit veel Hoogbegaafde pijn. Ze weigeren daar vaak aan mee te doen; ook al lopen ze dan promoties mis. Hun zeer sterke geweten wint veelal.
Hoogbegaafde kinderen hebben ook vanuit hun sterke waarneming en behoefte aan eerlijkheid en authenticiteit vaak een kritische insteek. Ze zien snel kansen en nieuwe ideeën en mogelijkheden maar kunnen ook haarfijn hiaten opsporen en scherpe analyses maken van de gebreken. Dit doen zij vanuit een positieve insteek; een drive om iets beter, effectiever en mooier te maken maar wordt regelmatig als bedreiging of arrogantie weggezet en er wordt veelal verdedigend op gereageerd (tot grote teleurstelling van de hoogbegaafden die later vaak ervaart dat er dan wel opeens ruimte is voor diens ideeën als ze door een ander gebracht worden). Ook kinderen wordt het helaas heel vaak niet in dank afgenomen als zij een docent wijzen op gebreken of wanneer zij kritische vragen stellen.
Bij Hoogbegaafdheid hoort onlosmakelijk de Hooggevoeligheid (andersom hoeft dit niet het geval te zijn). Deze kinderen zijn gevoelig voor de boodschap achter de boodschap en wanneer mensen wat anders zeggen dan ze denken of voelen, zorgt dat direct voor een vertrouwensbreuk. Ze zijn zeer gevoelig voor hun omgeving en die heeft dan ook een erg grote invloed op hun ontwikkeling en functioneren. Deze gevoeligheid heeft als schaduwkant dat ze vanwege hun grote mate van alertheid ook veel potentiële problemen zien en vaak angstiger zijn dan andere kinderen. Ze lijken bovendien gevoeliger voor trauma’s omdat alles nou eenmaal veel harder binnenkomt. Overigens kunnen kinderen ook juist versterkt alert zijn en overgevoelig door trauma’s die ze al hebben opgelopen.
Hoogbegaafde kinderen en volwassenen leggen de lat vaak onbewust heel hoog voor zichzelf en onbedoeld daarmee ook voor anderen (terwijl ze dat zeker niet willen). Dit heeft te maken met het feit dat ze veel last kunnen hebben van verwachtingen (die anderen en zijzelf hebben) die gekoppeld zijn aan nieuwe uitdagingen. Dit kan voor ongezond perfectionisme zorgen en tot gevolg hebben dat kinderen verlammen, het opgeven, uitdagingen gaan weigeren, onrealistische hoge eisen aan zichzelf gaan stellen, ergens gewoon maar niet aan beginnen, altijd ontevreden zijn op hun eigen resultaten, in overdrive gaan of juist faalangst ontwikkelen en gaan onderpresteren. Het zorgt in het volwassen leven niet zelden voor een depressie of burn- of bore-out (en dat kan zich ook al bij kinderen ontwikkelen). De positieve tegenhanger van dit aspect is dat deze kinderen grenzen durven te verleggen, goed kunnen doorzetten en heel veel uit zichzelf willen en kunnen halen. Hoogbegaafde mensen hebben de kracht om complex te denken en dat kan prachtige resultaten geven als de eigen verwachtingen realistische en haalbaar zijn en ze bijgestuurd worden waar nodig. Balanceren op de middellijn is precair en vraagt zeker bij het opgroeiende kind ondersteuning t.b.v. het zelfbeeld.
Verder weten Hoogbegaafden al heel jong goed dat ze anders zijn; dat voelen ze ook al willen ze dat meestal niet. Dit zorgt voor een gevoel van eenzaamheid en niet begrepen worden en onzichtbaar verdriet. Veel kinderen (en volwassenen) gaan zichzelf daardoor dom voelen of ze gaan zich extreem aanpassen (‘dan lukt het me vast om er toch bij te horen’) en ze maken hun eigen behoefte dus ondergeschikt. Dit holt als het ware hun zelfbewustzijn uit. De impact van anders zijn is enorm; het gaat dan om anders zijn, anders denken en anders handelen. Juist omdat een Hoogbegaafde de wereld en omgeving zo haarscherp waarneemt, weet hij wanneer hij onder gelijkgestemde is en wanneer niet. De peer-contacten zijn dan ook heel belangrijk voor het gevoel begrepen te worden en ergens bij te horen! De verbinding met andere hoogbegaafde kinderen brengt vaak rust; ze hoeven zich even niet aan te passen en niet alert te zijn uit angst om gekwetst of uit evenwicht gebracht te worden.
Zoals je kunt lezen, liggen er veel grote kwaliteiten en talenten onder Hoogbegaafdheid (waar ik graag op focus) maar er liggen ook enkele grote specifieke uitdagingen.
Mocht u als ouder deze worstelingen bij uzelf of uw kind herkennen (meestal gaat dit in de omgekeerde volgorde hihi) dan denk en zoek ik graag met u en uw kind mee. Ik ken de worsteling van mezelf, in mijn omgeving en ook bij mijn kinderen. Ook al is de stap groot (zeker wanneer dit als falen voelt) om iemand mee te laten kijken; je hebt niks te verliezen en heel veel te winnen. Soms focus je gewoon even op het verkeerde en als je minder focust zie je opeens weer meer (en als je meer denkt en waarneemt is focussen toch al moeilijker). Je hoogbegaafde kind leren dat hulpvragen oké is, is sowieso super waardevol!
Beelddenken
Beelddenken (of zoals ze het in het onderwijs zeggen; een visueel ruimtelijke leerstijl) komt zeer veel voor bij Hooggevoelige en hoogbegaafde kinderen. Beelddenken wordt regelmatig verward met Dyslexie en deze andere voorkeur van leren kan een kind op school veel struikelblokken en frustratie bezorgen.
Een oefening vooraf:
Ontdek eerst jouw eerste manier van denken
Denk eens aan het woord ‘boom’. Je kunt dan in gedachten een boom voor je zien: een grote stevige eikenboom met licht groene blaadjes waar een eekhoorntje zich tussen verstopt en op een tak een vogeltje een nestje aan het bouwen is. Je ziet de stevige wortels en misschien wel een snoest in de stam. Een tak wuift op de wind.. Of je kunt de letters van het woord boot (b-o-o-m) in gedachten krijgen.
Het zijn twee geheel verschillende manieren van denken bij het horen van hetzelfde woord; beelddenken en taaldenken, de visuele cognitieve stijl of de verbale cognitieve stijl.
Een cognitieve stijl geeft de manier aan waarop mensen denken, leren, waarnemen, informatie verwerken en problemen oplossen. Het is een aspect van iemands persoonlijkheid.
Wat is taal- denken?
Taaldenkers werken vanuit de analyse stap voor stap naar de oplossing. Zij hebben een voorkeur voor taal. Taaldenken noemen we in de wetenschap de verbale cognitieve stijl.
Taaldenkers zijn in het voordeel binnen ons talige onderwijssysteem. De beelddenker daarentegen heeft het lastig binnen ons onderwijssysteem. Geschreven taal staat zwart op wit en kan zo gekopieerd worden. Dit is precies de manier waarop de taaldenker zijn informatie verwerft en verwerkt.
Zij werken vanuit de kern naar het geheel en trekken logische conclusies. Een taaldenker onthoudt de leerstof letterlijk en voert opdrachten op volgorde uit. Dat is handig binnen het onderwijs!
Naast het taaldenken kennen we het beelddenken.
Wat is beeld- denken?
Beelddenken is een eigenschap. Deze kinderen kunnen goed in gedachten iets voor zich zien en ze hebben een sterke verbeelding. Je herkent beelddenkers ook aan:
- ruimtelijk visueel inzicht
- willen dat iets ‘klopt’
- gevoelig en/of dromerig zijn
- meerdere mogelijkheden of oplossingen zien bij een probleem of vraag
- gemakkelijk verbanden kunnen leggen en ook die behoefte hebben
- willen weten waarom iets zo is, zoeken naar de essentie
Beelddenkers werken vanuit het geheel al associërend naar de oplossing. Zij hebben een voorkeur voor beelden. Beeld- denken noemen we in de wetenschap de visuele cognitieve stijl.
Beelddenken is denken in beelden en gebeurtenissen, niet in woorden en begrippen. Het kan omschreven worden als een ruimtelijke manier van denken. Het is een oorspronkelijk denkproces waarbij zintuiglijke informatie gelijktijdig wordt verwerkt.
De beelddenker denkt associatief en overziet het geheel. Hij voegt eigen ervaring en kennis toe en ziet logische verbanden. Van het geheel gaat hij naar de kern.
Beelddenkers zien beelden van situaties en gebeurtenissen, waarin meerdere zaken tegelijkertijd zichtbaar worden. Daardoor overziet de beelddenker snel het geheel en doorziet hij snel de oplossing. Maar nu nog het onder woorden brengen, dat is een probleem.
De kracht van beelddenken:
- vindingrijkheid;
- verbondenheid met medemensen en de wereld;
- een rechtstreeks weten;
- spontaniteit (indien niet in de kiem gesmoord);
- eigen kijk op situaties;
- originele, onverwachte oplossingen en ideeën;
- aanleg voor het doen van ontdekkingen;
- goed oriëntatievermogen;
- gave van vrij en boeiend (beeldend) spreken
De zwakte van beelddenken:
- onthouden van namen bij personen en straten, maar wel onthouden van beelden van personen en straten;
- woordenkennis, met name `moeilijke woorden` en abstracte begrippen;
- leren van nietszeggende dingen;
- leren van leerstof zonder inzicht;
- leren van feiten zonder verband;
- het volgen van een vaste lijn, eerst dit en dan dat;
- vooruitdenken en plannen (een beelddenker zal wel zien).
Beelddenkende mensen zijn vaak ook sterk empathisch en vrijheidsgezind.
Onderaan deze tekst heb ik een lijstje opgenomen met kenmerken die veel voorkomen en kunnen horen bij Beelddenkende kinderen.
Wetenschap over beelddenken en taaldenken
Bartlett (1932), Paivio (1971) en Richardson (1977) waren de eersten die spraken van de cognitieve stijlen: visualizers (beelddenken) versus verbalizers (taaldenken).
De visualizer (beelddenker) werkt vanuit het geheel met beelden.
De verbalizer (taaldenker) werkt vanuit de analyse met taal.
In juni 2010 heeft Jaap Murre, hoogleraar Theoretische Neuropsychologie aan de Universiteit van Amsterdam, het wetenschappelijk onderzoek `The Rise and fall of immediate and delayed memory for verbal and visuospatial information from late childhood to late adulthood `afgerond. (Acta Psychologica, 2013).Uit dit wetenschappelijk onderzoek komt o.a. naar voren dat mensen vanaf het vierde jaar een voorkeur ontwikkelen voor één van de twee geheugensystemen; het visuele (beelddenken) of het verbale (taaldenken). Dit geldt zowel voor het kortetermijngeheugen/werkgeheugen als het langetermijngeheugen.
Ieder mens is bij zijn geboorte voor honderd procent een beelddenker; taal kent een baby nog niet. Het beeld is, zeker in de beginjaren, een noodzaak om de taal te leren. Vanaf het vierde jaar ontwikkelt het kind een voorkeur voor één van de beide manieren van informatie verwerven en verwerken. Rond het tiende jaar heeft dit proces zich voltooid en kun je zeggen of het voorkeursdenken van iemand beelddenken of taaldenken is.
Op school:
De beelddenker heeft het vaak lastig binnen het onderwijs omdat het onderwijs grotendeels aansluit bij de informatieverwerving en –verwerking van een taaldenker. Beelddenkers hebben moeite met het verwerken van informatie op basis van tijd en volgorde. Een beelddenker verwerkt een probleem vanuit het overzicht. Vanuit dit overzicht komen zij al associërend naar een antwoord. Een beelddenker krijgt veel associatiebeelden die elkaar zelfs overlappen. Het lijkt dan of de Beelddenker niet oplet, maar hij verwerkt juist veel associaties heel snel na elkaar. Een leerling die zijn informatie voornamelijk via beelden verwerkt, neemt al snel 1500 prikkels per minuut waar. Dat is heel veel afleiding tegelijk en dus is focussen lastiger. Het lijkt dan in de klas alsof het kind ‘ wegdroomt’ terwijl hij heel hard werkt maar hij mist wel regelmatig de uitleg.
In tegenstelling tot de 1500 prikkels van visuele waarnemingen, kan een taaldenker maar 200 woorden in een minuut uitspreken of denken.
Probeer het zelf maar eens…
Omschrijf nu eens een beeld dat we laten zien, terwijl je begint, laten we het volgende beeld al weer zien, terwijl je begint, laten we weer een volgend beeld zien terwijl je begint, laten we weer een volgend beeld zien (een beetje zoals vroeger toen je de ondertiteling nog niet bij kon houden met lezen maar het verhaal wel doorging en je daardoor elke keer wat mistte).
Dit zijn associaties. Lastig dus!
De associatiebeelden geven onrust en chaos in het hoofd van het kind.
Dat lijkt op ADHD, maar het is het associatieve denken van een Beelddenker!
Beelddenkers willen informatie graag gelijktijdig verwerken. Een taaldenker zoekt altijd naar de verschillen en hij trekt op basis van die verschillen logische conclusies. Een beelddenker zal echter vanuit het geheel van associatiebeelden altijd naar overeenkomsten zoeken. Details onderscheiden (bijvoorbeeld het verschil tussen een b en d) is moeilijk voor een beelddenker. Hij werkt immers op basis van overeenkomsten en kijkt niet naar de verschillen. De belevenis staat bij beelddenkende kinderen voorop, omdat ze woorden eerst moeten vertalen in beelden om ze te kunnen begrijpen.
Alles wat beelddenkers willen vertellen, speelt zich van tevoren in hun hoofd af. Het nadeel daarvan is dat ze de beelden achteraf moeten vertalen in woorden. Dit maakt het voor hen heel erg moeilijk om een goed samenhangend verhaal te vertellen. Wat heb je verteld en wat niet, waar begin je met vertellen en wat is dan het einde van je verhaal? Een beeld heeft namelijk geen begin en geen eind. Een verhaal wel. Daar komt ook nog eens bij, dat woorden waar beelddenkers geen beeld bij kunnen vormen (lidwoorden, abstracte zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden, enzovoort) door hen niet vaak gebruikt zullen worden tijdens het spreken en schrijven. Dit komt omdat deze woorden geen beeld hebben. In geschreven verhalen, zullen deze dan ook vaak ontbreken. We bedoelen woorden als: de, het , een, waar, omdat, hoe…(de zogenaamde ‘lege woorden’).
Een beelddenker communiceert zwak. Dit heeft te maken met het snelle associatieve denken. Daardoor heeft zijn verhaal nooit een begin of einde. Een beelddenker heeft geen goed gevoel van oriëntatie in de tijd. Beelddenkende kinderen hebben dan ook bijna altijd problemen met tijdsbesef, volgorde en procedures en zij missen dus vaak het inzicht bij klokkijken. oriëntatie in tijd en ruimte. Tijd en volgorde zegt een beelddenker niets (is abstract voor hen). Een beelddenker heeft niets met tijd. Een uur, een minuut; het kind vindt er geen beeld bij.
De beelddenker mist vaak het inzicht in verleden en heden en de volgorde van gebeurtenissen. De beelddenker vindt het lastig om de dagen van de week op volgorde te leren, en begrippen als vandaag, morgen, gister te leren.
Beelddenken is niet hetzelfde als dyslexie
Bij beelddenkende kinderen zie je vaak kenmerken van dyslexie, dyscalculie, ADHD, ADD en/of hoogbegaafdheid en hooggevoeligheid. Alhoewel de symptomen van dyslexie en beelddenken sterk op elkaar lijken, betekenen beide begrippen niet hetzelfde. Dyslexie is een neurologische stoornis. Beelddenken is een oorspronkelijk denkproces, waarbij het visuele leersysteem de voorkeur heeft. Een beelddenker kan dus wel kenmerken van dyslexie vertonen, maar er is een duidelijk verschil: de problemen bij dyslexie zijn blijvend?
Hoe kun je jouw beeld-denkende kind als ouder zelf ondersteunen?
Er zijn verschillende professionele leerstrategieën ontwikkeld voor Beelddenkende kinderen. Kijk ook zeker eens rond op internet of vraag gerust om boekentips (zie ook bij inspiratie op deze website). In zijn algemeenheid kun je zeggen dat het belangrijk is om je van het volgende bewust te zijn:
- Laat een beelddenker leren vanuit verschillende zintuigen: de ogen, de oren en vooral beweging. Wat de beelddenker lichamelijk voelt en ervaart zal hij niet meer vergeten. Beelddenken is immers een zintuiglijk waarnemen. Dus stampend de tafels leren etc. een geschiedenisles blijft hangen als het kind heeft mogen rondlopen in de middeleeuwen of heeft mogen eten als een romein etc.
- Werk met kleuren/ blokjes; bijvoorbeeld met de methode’ taal of rekenen in blokjes’
- Werk met Mindmaps; bv de K-map (Knowledge-map); om relaties en hiërarchie tussen informatie visueel te ordenen. De K-map wordt gebruikt voor het aanleren van andere talen.
- Werk vanuit het geheel naar de delen; top down leren. Kijk ook maar eens op youtube bij octopus academy
- Aandacht voor de Auditieve verwerking
De ogen gaan voor de oren. Beelddenkers kunnen goed horen, maar het luisteren is zwak. Kinderen die moeite hebben met lezen en/of spellen kunnen de verschillende klanken in onze taal niet goed onderscheiden. Het is aan te raden om met deze kinderen luisteroefeningen te doen, zodat zij klanken beter leren onderscheiden. Je kunt bijvoorbeeld veel rijmspelletjes doen of spellen waarbij het kind met gesloten ogen moet raden vanuit welke richting het geluid komt. Je kunt ook 2 bijna identieke zinnen na elkaar zeggen en het kind vragen naar het verschil; dit bevorderd het auditief luisteren en focussen.
- Aandacht voor/extra trainen van het Werkgeheugen
Het werkgeheugen is belangrijk om op school goed te kunnen leren en automatiseren. Het werkgeheugen bestaat uit een auditief werkgeheugen en een visueel werkgeheugen. Doordat de beelddenker auditief zwak is, is het aan te raden om oefeningen met hem te doen die het verbaal-auditief werkgeheugen verbeteren. Je kunt een spelletje maken van het nazeggen van cijferreeksen (vooruit en later ook achterste voren) en een spelletje als ‘ik ga op vakantie en neem mee…’ helpt ook goed.
- Andere aandacht voor Tijdsbesef en leren Klokkijken
Koppel tijd -afspraken aan een beeld; als de zon ondergaat moet je binnen komen bv..
Laat ze ervaren hoelang een minuut kan duren door ze te laten raden wanneer 1,2 of 10 minuten om zijn en maak er een spelletje van zodat het gaat leven. Als het tijdsbesef een beetje begint te groeien, kunnen de volgende vragen worden gesteld:
- Hoeveel minuten eet je bij het avondeten?
- Hoeveel minuten douche je?
- Hoeveel minuten doe je erover om naar school te komen?
- Hoeveel minuten duurt de gymles?
- Hoeveel minuten duurt het buitenspelen op school?
- En verzin er nog meer..
Daarna mag de beelddenker zeggen wat hij bijvoorbeeld in 5 minuten allemaal kan doen! Probeer aan te sluiten bij de belevingswereld van het kind. Daarna kan het leren klokkijken pas op speelse wijze worden opgebouwd; bijvoorbeeld met een getekende klok op de stoep en een kind dat de wijzer speelt en een uur mag lopen, en daarna 10 minuten (een soort twister). Ze kunnen dan ervaren hoe het is om te lopen als de grote wijzer en hoe snel moet je gaan als je de kleine wijzer bent.
Begeleiding voor kinderen die in beelden denken.
Beelddenkers kunnen leren om bewust plaatjes te maken in hun hoofd van wat zij willen onthouden. Zij maken gebruik van hun gave van beelddenken. Hoe gaaf is dat!
Wat is de Ik-leer-anders- methode?
Deze leer en werkmethode biedt veel praktische handvatten voor Beelddenkers die tegen belemmeringen aanlopen of zelfs soms vastlopen in het onderwijs. De kern is dat kinderen leren hoe ze van een Word-document (auditieve informatie) een jpg-tje (een foto-beeld )kunnen maken en opslaan in hun hoofd. In deze methode ga je aan de slag met een werkboek waarin veel aspecten aan bod komen, te weten;spelling, lezen, rekenen, klokkijken, spreekbeurten en klokkijken.
Bij spelling leer je woord- en dicteewoorden visualiseren. Bij het rekenen gaat het om feeling krijgen bij de grootte van getallen, het opslaan van het 100 vel, het automatiseren van sommen en het opslaan van de tafels en breuken. De methode is in principe geschreven voor het basisonderwijs. De methode kan heel snel voor verandering zorgen als het kind eenmaal zelf doorkrijgt hoe eenvoudig het werkt en ook didactische achterstanden kunnen op deze wijze vrij snel ingehaald worden. Kijk gerust eens rond op de pagina van de vrouw die deze methode heeft ontwikkeld; Agnes Oosterveen via de website: www.ikleeranders.nl.
Ouders kunnen het werkboek bestellen en er zelf met hun kind mee aan de slag gaan maar ik adviseer wel om eerst een Ikleeranders-coach te vragen om het goed uit te leggen en bij de opstart te begeleiden.
Wilt u iets meer weten over deze methode kijk dan naar onderstaand filmpje van een informatiebijeenkomst door oprichters Agnes Oosterveen van “Ik leer anders”
Ik ben gecertificeerd Ikleeranders-coach en ik kan met u samen kijken of deze methode uw kind verder helpt. Ook als u twijfelt of meer informatie of overleg wilt, denk ik natuurlijk graag met u mee.
Aan welke kenmerken herken ik een beelddenker?
Nel Ojeman heeft een lijst met kenmerken van beelddenken opgesteld waaraan je de beelddenker kunt herkennen.
Spreken
- De beelddenker laat een zwakke articulatie horen.
- Zij praten onduidelijk vaak binnensmonds gemompel.
- Beelddenkers struikelen vaak over woorden omdat het denken gaat sneller gaat dan het praten.
- Zij verhaspelen woorden.
- Beelddenkers ondersteunen spreken met gebaren.
Luisteren
- Het gericht luisteren van beelddenkers blijft achter bij ontdekkend zien.
- De beelddenker reageert vertraagd of te snel op aanwijzingen en opdrachten.
- Zij luisteren met een ‘half oor’.
- De beelddenker heeft moeite met het verwerken van mondelinge informatie. Zij onthouden een aantal in één keer gegeven instructies niet goed. Zij moeten de opdracht dan `afkijken`.
- Er ontstaan veel misverstanden omdat de beelddenker té letterlijk opvat van wat er wordt gezegd.
- De beelddenker vat vaak persoonlijk een standje op dat voor anderen is bedoeld.
Taalontwikkeling
- Beelddenkers hebben moeite met het koppelen van woorden aan beelden.
- Zij hebben vaak woordvindingsproblemen (dinges, die, dat…).
- Een beelddenker gebruikt eigen(aardig) woordgebruik. Bijvoorbeeld Geldtoren in plaats van Euromast.
- Er zit weinig lijn in de verhalen die beelddenkers vertellen. Zij maken grote gedachtesprongen, of beginnen achteraan of zomaar ergens midden in het verhaal te vertellen en verhalen hangen als los zand aan elkaar.
- Een beelddenker heeft een beperkte woordenschat.
Motorische ontwikkeling
- De beelddenker laat vaak een slechte fijne motoriek zien.
- Zij hebben vaak een rommelig handschrift.
- Zij lijken onhandig.
Oriëntatie in tijd en ruimte
- De beelddenker heeft gebrekkig tijdsbesef.
- Zij hebben moeite met oriënteren in de ruimte.
- Zij verwarren links/ rechts regelmatig.
- Beelddenkers hebben moeite om zaken op (volg)orde te houden.
Overige kenmerken van beelddenken
- vertraagde ontwikkeling (cognitief/ affectief/ lichamelijk)
- té kinderlijk gedrag (jong voor hun leeftijd)
- clowneskgedrag oververmoeid, zeker als de vakantie nadert
- korte spanningsboog (concentratieproblemen)
- veranderlijk, gemakkelijk af te leiden
- wisselend prestatiepatroon
- moeite met het afmaken van dingen
- moeite om de aandacht te verdelen
- afhankelijk van omstandigheden (systematiek/ structuur uit de omgeving)
- impulsief/ associatief
- onverwacht heldere vragen en oplossingen voor problemen
- inzicht ontstaat als bij toverslag (Aha-erlebnis)
- groot doorzettingsvermogen (uit lijfsbehoud)
- fantasieverhalen, op het leugenachtige af
- moeite met het verwoorden van gevoelens/emoties
- veel fantasie, vindingrijk, origineel
- tot het uiterste doorgevoerde hobby’s
- dromerig/ teruggetrokken (eigen wereldje)
- (over)gevoelig/ emotioneel kwetsbaar
- te resoluut optreden om onzekerheid te verbergen
- faalangst
- overdreven rechtvaardigheidsgevoel
- hoge empathie/ sociaal zeer bewogen
- staat vaak wat alleen tussen broertjes/ zusjes
- lage frustratiedrempel
- koppig/ halsstarrig
- rommelig/ chaotisch
- moeite om zich aan afspraken en regels te houden
- ongedisciplineerd (tekort aan zelfdiscipline)
- vergeetachtig
Werkhouding
- neiging snel tevreden te zijn over eigen prestaties
- onvermogen eigen handelen kritisch te bekijken
- weerstand tegen nakijken van gemaakt werk (zelf controleren, eigen prestaties nog eens onder de loep nemen)
- gevoel al klaar te zijn met het (huis)werk als ze er eigenlijk nog maar net een eerste gooi naar gedaan hebben
- te gehaast tempo met als motto ‘af is af’
- raffelende, vluchtige manier van werken: vlug, vlug en nog eens vlug
- moeite om het (huis)werk helemaal af te maken
- moeite om zaken te ordenen (bijv. agenda)
- moeite om zaken systematisch aan te pakken
Denkt jouw kind in beelden en heeft hij/zij een lees- en leerachterstand?
Een beelddenker ziet voortdurend plaatjes voor zich, bij alles wat hij hoort. Soms zelfs filmpjes. Maar onderwijs is afgestemd op een talige manier van denken, op woorden en beredeneren. Daarom kunnen beelddenkers grote moeite hebben om de lesstof zich eigen te maken. “Ik kan het niet” is wat je hen vaak kunt horen zeggen. Als ouder weet je: mijn kind kan het wel maar het komt er niet uit. Herken je bij je kind bijvoorbeeld het volgende?
- letters spiegelen (b-d-q-p)
- woorden spellend blijven lezen
- woorden overslaan
- woorden schrijven zoals je ze hoort (stasjon)
- onleesbaar schrijven
- langzaam schrijven om maar zo mooi mogelijk te schrijven
- moeite met spellingsregels
- veel tijd nodig hebben om een antwoord te geven als juf/meester een vraag stelt
- automatiseren bij rekenen (zoals tafels en 100-vel) lukt niet goed
- plaatjes bij de tekst leiden af
- verdwalen in een spreekbeurt of bij het maken van een werkstuk
Achterop raken met lezen en leren heeft als bijkomend negatief effect dat faalangst groter wordt en zelfvertrouwen minder. Naar school gaan is voor deze kinderen steeds minder leuk en soms ronduit vreselijk. Hoofdpijn en buikpijn kunnen onder meer signalen hiervan zijn.